AB | Toen viel zij neer op haar aangezicht en boog zich ter aarde, en ze zei tot hem: "Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u mij respecteert, terwijl ik een buitenlander ben!" |
SV | Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben? |
WLC | וַתִּפֹּל֙ עַל־פָּנֶ֔יהָ וַתִּשְׁתַּ֖חוּ אָ֑רְצָה וַתֹּ֣אמֶר אֵלָ֗יו מַדּוּעַ֩ מָצָ֨אתִי חֵ֤ן בְּעֵינֶ֙יךָ֙ לְהַכִּירֵ֔נִי וְאָנֹכִ֖י נָכְרִיָּֽה׃ |
Trans. | watipōl ‘al-pāneyhā watišətaḥû ’ārəṣâ watō’mer ’ēlāyw madû‘a māṣā’ṯî ḥēn bə‘êneyḵā ləhakîrēnî wə’ānōḵî nāḵərîyâ: |
Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!